Net terug van een vakantie in Suriname, realiseer ik me maar weer eens al te goed dat duurzaamheid niet vanzelfsprekend is. Niet hier in Nederland, en nog minder in Suriname. Zeven jaar geleden was ik voor het laatst in het prachtige land, en daardoor liep ik toch wel weer een kleine duurzame schok op. Want waar ik de afgelopen jaren veel veranderingen heb gezien in Nederland, loopt Suriname wat duurzaamheid betreft hopeloos achter. Ik hoopte op huizen met zonnepanelen, aangezien de zon er elke dag genadeloos schijnt en er vaak stroomstoringen zijn. Maar ik telde er twee, geplaatst op de daken van een gemeenschapsruimte van een dorpje in de binnenlanden van Suriname. Overdag is er dus volop schone stroom. Om het dorp echter ook ’s avonds van stroom te voorzien, ronkte tijdens die uren nog steeds een diesel slurpende generator.
In de supermarkten zag ik ook geen duurzame successen. Zonder je iets te vragen worden al je boodschappen in verschillende kleine zakjes gedaan. Van die tasjes die je maar één keer kunt gebruiken. Ik hoorde verder niemand over airco’s die de hele dag staan te draaien, terwijl de buitendeur openstaat of over lampen die onnodig branden. Aan de kant van de weg ligt veel afval, vooral petflessen en ander plastic. Zelfs op de prachtige rivier in het binnenland dreven etensbakjes en flesjes.
Maar ik heb goede hoop. Ook in het relatief arme Suriname staan mensen op voor een beter leefklimaat. Er wordt veel meer hergebruikt dan in Nederland. En inmiddels weet ik dat duurzaamheid een lange adem nodig heeft. Stap voor stap. Gewoon elke dag een stukje groener. Reden genoeg voor mezelf om door te gaan met mijn eigen stapjes om te laten zien dat dit werkt.
Geef een reactie